12 juli 2024
Caroline Jaarsma - cardioloog en plv. opleider
‘Onze assistenten, dat is een mooi gemêleerd gezelschap. Het zijn assistenten in opleiding tot cardioloog, maar ook assistenten in opleiding tot internist, longarts of huisarts die een cardio-stage doen. Of ze twijfelen nog aan hun toekomstige specialisme en willen ervaring opdoen als anios Cardiologie of anios Beschouwend. Wat hen bindt, is dat ze relatief onervaren zijn en een niet al te grote cardiologische kennis hebben.’
Op elke plek meedraaien
‘Vanuit dat perspectief hebben wij ook onze opleiding en begeleiding vormgegeven. Ga je bij ons aan de slag, dan leer je eerst de verschillende plekken van de afdeling kennen. Dus een aantal weken afdelingsstage, een aantal weken consultenstage, dan een stage bij de Eerste Hart Hulp. In die tijd volg je ook enkele belangrijke trainingen, denk aan de Advanced Life Support (ALS) training.
En pas daarna, na een week of 8, start je bijvoorbeeld met je eerste avond- of weekdiensten, waarbij je ook nog altijd samen met een andere assistent en/of cardioloog ingepland wordt.’
Onzekerheid is normaal in het begin
‘In ieder startgesprek zeg ik om te prikkelen: “De komende weken ga je niet leuk vinden”. Dat is normaal.
Assistenten hebben een groot verantwoordelijkheidsgevoel en je ziet hen in de eerste weken dan ook vaak lange dagen maken. Ze willen meteen de perfecte arts-assistent zijn die niks vraagt, alles weet en alles goed doet.’
Fouten maken hoort erbij
‘Daar maken wij de aios en anios juist zeer bewust van: hoe ga je ermee om als jouw beslissing misschien niet de beste of de juiste was? En hoe helpen we elkaar om geen fouten te maken? In het begin probeer je dat dus te doen door alles te controleren, en nog eens, en nog eens en daarmee fouten te voorkomen. Natuurlijk, secuur werken en controleren is goed, maar het is niet mogelijk nooit meer een fout te maken. Zo is er ook niet maar één goede beslissing. Er zijn meerdere routes om iets op te lossen. En wij vertellen en laten ook zien dat het erbij hoort: waar gewerkt wordt, gaan wel eens dingen mis. Ook als je het zo goed mogelijk hebt proberen te doen.’
Wij hebben óók vragen
‘Als specialisten stellen wij zelf óók vragen. Veel cardiologen hebben een super-specialisatie – zo is er een ritmedokter, een dotterdokter, een beeldvormingsdokter – dus ook wij vragen collega’s mee te kijken. Of als er complicaties zijn bij een patiënt, dan nemen we dat mee in de ochtendbespreking en dan overleggen we samen. Net zoals wij dat doen, kunnen de assistenten en co’s dat ook. Ze brengen ook patiëntcasussen in om te bespreken. Wij zijn daar heel duidelijk in: stel vragen, het maakt niet uit als je het niet weet, je hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden. Raadpleeg je buddy, overleg met je mentor en vraag de afdelingssupervisor.’
Beginnen met diensten is spannend
‘Na een maand of 2 begin je met je diensten. Dat is een spannend moment voor beginnende assistenten. Dat realiseren we ons. En dat is heel normaal! Als coassistent wordt alles wat je doet gecontroleerd en ben je nergens eindverantwoordelijk voor. En ineens krijg je een stuk meer eigen verantwoordelijkheid. Maar… we observeren elke assistent nauwlettend. Ben je er nog niet aan toe, dan kijken we samen hoe we dat op kunnen lossen. Dus als je begint, ben je er klaar voor.’
Grote groei in eerste jaar
‘En natuurlijk is het spannend in het begin. Draai je ineens alleen een nachtdienst. Maar daardoor leer je wél wat nodig is om in te schatten wat spoed is, wat niet, wat ernstig is of niet en waar je een ander specialisme bij moet halen. Het is een proces om je te leren zelfstandig beslissingen te maken.
Het eerste jaar zie je de ervaring toenemen en zie je de assistenten groeien in volwassenheid. Dat is supermooi om te zien.’
Spitsuur van het leven
‘Ik krijg regelmatig de vraag hoe ik dit vak combineer met m’n privéleven. Ze zien mij fulltime werken, weten dat ik een partner heb in de medische wereld en dat we kinderen hebben. Het kan dus blijkbaar. ‘Maar hóe dan?’, vragen ze me. Ik heb daar mijn weg in gevonden. En ja, dat is hard werken. Maar die vraag vind ik één van de grootste uitdagingen als opleider. Ik sta daar een beetje dubbel in. Aan de ene kant is het niet normaal dat je je privéleven laat beheersen door je carrière, aan de andere kant moeten we arts-assistenten klaarstomen voor de echte wereld en hen een realistisch beeld geven van het werk als medisch specialist. Er zijn bepaalde medische vakgebieden die het nodig hebben dat er 24/7 zorg is. Door die continuïteit wordt de zorg beter. Bovendien word je een betere medische specialist door exposure, door uren te maken. Dat lukt niet met 6 uur per dag, 3 dagen in de week. Veel dingen kunnen niet wachten tot morgen. Dat is inherent aan ons vak. Natuurlijk zijn er grenzen, maar om medisch specialist te zijn zul je een bepaalde mate van werkdruk aan moeten kunnen. De natuur heeft het ook niet zo goed geregeld. Als arts-assistent zit je in het spitsuur van je leven: je wilt je carrière op de rit krijgen, vaak ga je samenwonen, een huis kopen, kinderen krijgen en dat moet allemaal tegelijkertijd. Ik vind het oprecht lastig hoe we daarmee om moeten gaan. Dus laten we het daar samen over hebben. ’